donderdag 6 juni 2013

De geheime voorraad


‘Mind your feelings, your thoughts, they can become words, mind your words, they can become actions, mind your actions, the can become behaviour, mind your behaviour: that can fell into habits’. (vrij naar W. Churchill)


Selffulfilling prophecy is beproefd recept. Het begint onbewust, een gevoel, een gedachte. Een gesprekje en dan een handeling. En dan zomaar is het je gedrag en wordt het je waarheid. Fijn als dat de bedoeling is maar hoe zit het met iets als de crisis? Die willen we niet maar we doen er onbewust hard aan mee om hem stevig in stand te houden. Deze, door een mix van klagen, angst en luiheid gevormde, sociale lijm, brengt ons precies daar waar we niet willen wezen.

Leg je oor waar dan ook te luister en turf de grondtoon in de gesprekken. ‘Kalmpjes aan, jongens, in de slaapstand, want ja hoor, het is waar, het gaat inderdaad iedere dag een beetje slechter’.
‘Zie je wel’, kun je dan zeggen, ‘vanochtend zeiden ze het zelf op de radio dat er weer meer bedrijven failliet zijn. En ja, zelfs de buurman, toch een goeie kerel, is nu werkeloos en trouwens, ik zie ook nergens meer een vacature’.
Het land ligt bijna plat. Nog even en er is in de zorg niemand meer nodig, er hoeft geen straat meer geveegd te worden en de leerlingen hoeven niet meer naar school. Computers en auto’s hebben geen onderhoud meer nodig en de winkels raken leeg. Schijnt men te denken.

Vervolgens smelt ondernemerszin en initiatief weg ten faveure van de Luiheid, de Klacht en De Angst. Een angst die tot ongekende proporties wordt aangewakkerd. Hamsteren wordt de nieuwe slogan, in schuren en kelders wordt de boel aan de kant geschoven om alle appels voor de dorst te bewaren voor je weet maar nooit ooit. Op de verjaardag die van oudsher bedoeld is om het leven te vieren, overtreft men elkaar met rampverhalen.

Wat er aan veerkrachtige reserves bij mens, huis en haard is, blijft angstvallig verstopt en buiten het zicht van mogelijke uitbuiters. Uitgeven is er niet meer bij, want als er straks niks meer te halen is, kan de geheime voorraad tevoorschijn komen. Klinkt logisch, want tenslotte is het hemd nader dan de rok.

Dus zo doen we allen onbedoeld en onbewust mee met de down-hill-versnelling die crisis heet. Kom, nu moet ik me nu niet laten meeslepen in deze klaagzang. Ik zal jullie vermaken met een verhaal.

‘Er was eens aan het begin van een vorige eeuw een dorp in het noorden van het land, waar al het leven uit verdwenen was. Mensen zaten in hun huizen en deden niets meer. Ze hadden geen reden meer om uit hun bed te komen. Er was geen werk, geen school en alleen was er soms nog een levende ziel in een tuintje bezig om wat aardappels, uien of komkommers te vergaren. Een enkele keer hoorde je het gekrijs van een varken op weg naar de slacht of het akelige gekakel van een kip in doodsangst. Mensen praatten niet meer met elkaar want er was niets te vertellen. Het hotel stond leeg, de speeltuin was vervallen en de bakker had zijn deur dichtgetimmerd. Kinderen liepen wat doelloos rond en vrouwen zaten voor hun huis te wachten. Mannen hingen tegen een boom en gooiden steentjes in de traag stromende rivier. De verlopen waard, die met zijn gezin de serre van het eens zo glorieuze hotel had betrokken, was de hele dag dronken van zijn eigen bier. Tot er op een dag een ruiter te paard kwam die halt hield voor het hotel. De hotelier kon zijn ogen en later ook zijn oren, niet geloven.
‘Heer!’ sprak de ruiter, ‘Ik heb belangrijk nieuws, uw dorp is uitgekozen door de Graaf van Bensdorf om de jaarlijkse conferentie te houden. Over 6 maanden kunt u tachtig man hier verwachten, een week lang. Of u alles in gereedheid wilt brengen. De graaf stelt hoge eisen aan zijn comfort!’ Nog voor de verbouwereerde man iets kon zeggen, liet hij zijn paard steigeren, gaf hem flink de sporen en reed in volle galop weg. Een grote stofwolk achterlatend.

De waard had het goed gehoord, en zijn vrouw, die naast hem stond ook. ‘De Graaf komt! We krijgen volk over de vloer, mijn hemel, hoe krijgen we dat klaar!’
Nadat ze van de schrik bekomen waren, namen ze een grote mok slappe thee en gingen aan tafel zitten. ‘Een plan... dan hebben we iedereen nodig, de bakker, de boer, de slager, de kleermaker, de smid, de timmerman, de bedden moeten worden opgeknapt, en.....’

Om kort te gaan: het hele dorp werd wakker geschud. Alles en iedereen kwam in beweging. In notime was iedereen bezig. ‘De graaf komt...over zes maanden....’ De graaf, de graaf... Niets was meer hetzelfde. Verborgen krachten kwamen vrij. Karren werden uit de schuur gehaald, ovens weer aangestoken, er werd geploegd, gezaaid, gehandeld, het was een drukte van belang. Vrouwen staken elkaar naar de kroon als het ging om naaien, schilderen, repareren en schoonmaken. De vrolijkheid kwam terug en er werd niet alleen met veel bier in de kroeg pret gemaakt. Deze ongekende activiteit bleef niet onopgemerkt. Mensen uit andere dorpen kwamen nieuwsgierig kijken en in no-time gonsde het in de hele provincie dat er een wonder was gebeurd. Er was weer vers brood te koop! Het hotel was weer open! Twee weken na het stormachtige bezoek van de ruiter stonden er ineens heuse gasten op de stoep van het hotel. Zij hadden afspraken om hun nieuwste vindingen te tonen en ze kwamen producten kopen. Na vier weken was iedereen met iets bezig en dagelijks werden er nieuwe initiatieven besproken aan de stamtafel bij de waard, die zijn bier nu schonk in plaats van het zelf te nuttigen.
Na acht weken had niemand het meer over de Graaf. Alleen die ene muggenzifter, die klagende luiwammes, daar achter in de gelagkamer, alleen hij moest iedere dag zijn miezerige stem laten horen. ‘Jullie hebben je allemaal voor de gek laten houden... die graaf, die komt helemaal niet. Het was maar een verzinsel... een stom verhaal. Jullie zijn erin getuind, stelletje sukkels!’ En hij nam zijn zoveelste jenevertje.


zaterdag 6 april 2013

De druppel en de oceaan




Lekkere thee. Het is nog vroeg. Marc haalt de krant uit de bus. De ochtend is zwanger van een vrije dag.
‘Kijk, dat is nu eens goed nieuws. Deze week gaat Obama naar Israel, dat wordt hoogtijd, er liggen daar wat stevige onderwerpen. Zeg, wat doen we vanavond trouwens?’
‘Onderwerpen? Gister hoorde ik dat ook dit weer een ritueel bezoek wordt. Over de echte problemen kunnen ze namelijk niet praten. Over dat de ene inwoner zomaar het land van een andere inwoner kan inpikken, andermans bomen kan kappen en een hek kan plaatsen waar het hem uitkomt, om maar iets te noemen....’
‘Wat ben jij toch altijd pessimistisch! Nu gaat hij er eindelijk heen en meteen heb je geen vertrouwen! Dat doe je nou altijd!’.
Marc legt de krant neer en kijkt me furieus aan. ‘Leer jij nou nooit eens iets?’
Ik ben blij dat ik net van een cursus kom. Die ging over aanval en verdediging en hoe je daar altijd de keuze hebt om er tegenin te gaan of een andere afslag te nemen. Ik heb heerlijk geslapen, ben voorzien van een goed humeur en ik verheug me op een fijne vrije dag. Ik zet rustig mijn kopje neer.
‘Marc, mooi dat je dat vraagt. Ja, ik heb toevallig gister wat geleerd.’
‘Nou daar is anders niets van te merken! En nu je zit me gewoon uit te lachen! Haal die stomme glimlach van je smoel, je lijkt de EO wel!
‘Ok, je bent nogal boos hè? Wat doe ik waardoor je zo boos wordt?’
Marc snuift. ‘Ja, leuk hoor. Je neemt mij gewoon nooit serieus. Niet als ik boos word en ook niet als ik jou iets te zeggen heb wat waar is over jou! Je kunt zo ongelooflijk eigenwijs zijn, zo.....’
Ik voel van alles maar reageer niet. De theorie van gister blijkt te kloppen. Als ik rustig blijf luisteren gebeurt er van alles aan de andere kant. En dit keer kost het me geen enkele moeite. Ik ben verbaasd over mezelf.
‘Marc, ik neem je wel serieus, maar ik neem mezelf ook serieus. We hebben vaak genoeg hier gezeten met een of ander meningsverschil en die lopen allemaal op dezelfde manier af: jij gaat mokkend aan je auto sleutelen en ik ga weg en denk bekijk het maar. Wel voel ik me dan de hele dag klote en als ik terug kom, doen we net of er niets gebeurd is. Heel gezellig. Gister heb ik ervaren dat het ook anders kan.’
Marc staat op en smijt de theedoek op de tafel. Hij loopt de keuken uit.
Ik kijk hem na en voel me verdrietig worden. Dit stond gister niet op het programma: wat doe je met een wegloper?
Ik pak de krant. Waar staat dat van Obama? Ah, hier, pagina 2, het commentaar.
‘Het klikt niet tussen de twee regeringsleiders. In het verleden zijn ze het over netelige kwesties niet eens geworden en Netanyahu heeft de Republikeinen gesteund tijdens de laatste presidentsverkiezingen....ze zullen vermijden elkaar echt in de ogen te kijken....de kans dat er een oplossing voor het middenoosten conflict wordt gevonden ligt niet voor de hand....  hun persoonlijke vete......‘
Ik denk aan mijn cursus. Daar was ook een oefening om een vastgelopen relatie weer stromend te krijgen. De moeilijkheid schijnt te zitten in bakzeil halen. Om op eerdere uitspraken terug te komen. Om toe te geven dat je het destijds toch niet helemaal bij het juiste eind had. Om in te zien, dat je nu met meer informatie, een andere beslissing zou nemen. Of dat je de ander eigenlijk een fijn mens vindt, maar dat je ego je verbiedt om dat toe te geven.
Ik hoor de keukendeur niet opengaan. Ineens staat Marc achter me. ‘Schat, het spijt me. Ik ging wel erg tegen je tekeer. Dat sloeg nergens op.’
Als ik hem aankijk zie ik een hele andere Marc dan een kwartier geleden. Op deze Marc ben ik vijftien jaar geleden verliefd geworden. Mijn hele lijf wordt warm en ik sta op en pak zijn handen.
‘Ik had verwacht dat je er tegen in zou gaan’ zegt hij. ‘Maar dat deed je niet, en toen wist ik niet meer wat ik moest zeggen. Je hebt wel iets geleerd op die cursus.’
Hij slaat zijn armen om mij heen. ‘Ik wil het anders, Monatoetje, lieve Moon, ik wil weer met je vrijen, lachen, ik wil geen ruzie meer met je..’
‘Is het zo eenvoudig?’ schiet er door me heen. ‘Kom, we gaan even zitten.’
Ik neem Marc mee naar de kamer en trek hem naast me op de bank. Hier hebben we in geen tijden samen gezeten. Ik ben meerdere keren van plan geweest hem eruit te doen, deze stoffige sta-in-de-weg. Maar nu ben ik blij dat dat ouwe ding er nog staat.
‘Ik weet ook niet wat er gebeurde, maar ik heb gewoon niet op je boosheid gereageerd. Die boosheid heeft namelijk niets met mij te maken,’ zeg ik terwijl ik door zijn haar kroes.
‘Jij bent boos en je reageert het op mij af. Jij krijgt je zin niet en je denkt dat dat aan mij ligt. Zo zitten we elkaar al jaren dwars. Ik heb gister geleerd dat een ander alleen maar het scherm is waar je je oude frustraties op projecteert. Ik snapte het ineens, daarom hoefde ik nu niet boos te worden.’
Marc kijkt me aan. ‘Dank je wel, lief, ik heb nog nooit zo’n leerzame en vooral ook korte cursus gehad. En dat allemaal omdat we het over Obama hadden. Konden we hem dit maar even influisteren...stil zijn en luisteren... wat zou het doen voor de wereldvrede als een van hen, of misschien wel beiden, eens iets zouden toegeven?’ Zijn hand wurmt zich verrassend zacht tussen mijn huid en mijn hemdje.
‘Dit is al genoeg. Ik heb gister ook nog geleerd dat wij een druppel zijn. Met dezelfde chemische formule als de hele oceaan. Dus wie weet..’


Saskia, april 2013 

dinsdag 8 januari 2013

Op je gezondheid!


Gelukkig voel ik me gezond. Natuurlijk is er zo nu en dan wel iets goed mis geweest, maar over het algemeen geniet ik mijn hele leven al van een lijf dat het doet. Dit is iets om heel dankbaar voor te zijn. Nu hebben we veel medische kennis over het lijf beschikbaar en veel artsen die ons weer kunnen oplappen. Samen met al die anderen werken ze in de ‘gezondheidszorg’. Maar... eigenlijk klopt dat helemaal niet. Deze mensen werken allemaal in de ziekte-zorg. Hier vind je veel meer mensen dan aan de andere kant van de streep: mensen die hun werk maken van preventie en die zich bezig houden met de lifestyle van gezonde mensen.

We doen hier altijd wat lacherig over het feit dat men in oosterse landen de dokter betaalt als je gezond bent, waardoor je verzekerd bent van zorg als het een keer mis gaat. Voor ons de omgekeerde wereld; we zouden er niet óp komen. Maar zo stom is dat helemaal niet. Eigenlijk, dit is een veel beter systeem. Hiermee ben je meer gefocust op  je eigen wel-bevinden. Bovendien is het denkspoor: Gezond Blijven. Bij ons is dat: ‘Niet Ziek Worden’. En zoals je waarschijnlijk weet kunnen onze hersenen het woordje ‘niet’ niet adequaat verwerken. De boodschap die wij onszelf dus geven is: Ziek Worden. Ziekworden. Niet ziekworden. Pas op, niet ziek worden. En als je dat dan vervolgens toch geworden bent: Hoera, daar is de dokter!

Ik kreeg onlangs zomaar een interessant boek dat gaat over gezondheid en ouder worden. Nu ben ik zelf de zestig zojuist gepasseerd en ben ik dus aan mijn ‘derde helft’ begonnen. In dit wetenschappelijk werk werd me duidelijk dat zeventig procent van de ziekten, die ouderen na hun zestigste krijgen, ligt aan de manier waarop ze met hun nog gezonde lijf omgaan. Kanker en aanverwante narigheid valt onder de dertig procent die overblijft; we moeten wel érgens aan dood gaan. Alleen, het hoeft geen langzaam aftakelingsproces te zijn; het is echt mogelijk om lang gezond te blijven. En dan ineens: floep, naar de hemel. Zeventig procent! Dat is de moeite, en dat ligt dus in mijn eigen handen. Weg met de dokter!

‘Als je geen tijd besteed aan je lijf als je gezond bent, moet je het wel doen als je ziek bent.’ Deze slogan, die ik van mijn yogalerares hoorde, past heel goed bij deze uitkomsten. Je lijf is het huis waarin je woont. Je hébt een lijf, en daar kun je op allerlei manieren mee omspringen. Er is ruim voldoende informatie over te vinden, van damesbladen tot internet, en je kunt niet meer zeggen dat je niet weet hoe dat moet. Gezondheid is, althans voor het grootste deel, een keuze.

Met al deze nieuwe inzichten hoort ook nieuwe actie. Ik ben gaan roeien en Margreet is mijn roei-instructeur. Ze kan geweldig lesgeven en ze vindt het leuk om met beginners op te trekken. Ik moest even met mijn ogen knipperen toen ze vertelde hoe lang ze al roeide: 70 jaar. ‘Huh?’ Dan ben je nu... Inderdaad, Margreet is 85. En zeer levendig.
‘Margreet, mag ik vragen: hoe dóe je dat?’
Margreet moet lachen. ‘Gewoon, in beweging blijven’, zegt ze olijk.
‘Keer of drie keer in de week in de roeiboot, weer of geen weer. Als je eenmaal in de boot zit, maakt het niets meer uit. Het enige lastige moment is om de deur uit te gaan’.
‘Is dat alles?’ vraag ik met stijgende bewondering. Want als ik haar zie lopen, zie ik wel dat het allemaal niet heel vlug meer gaat.
‘Nou en verder de suiker eruit, he, en de meeste koolhydraten. Daar werd ik trouwens heel moe van. Als ik veel noten eet, veel fruit en vis, voel ik me kiplekker. Oja, ook de melk en aanverwante artikelen heb ik er allang uitgegooid. Ik snap niet dat ze daar nog steeds allerhande sprookjes over vertellen. Melk is voor kalveren. En voor babies’.
‘Verder nog tips?’ vraag ik, terwijl ik bedenk dat ik wel heel erg van bruine boterhammen met kaas houd.
‘Tja, je moet natuurlijk wel een beetje jeugdig willen blijven en het echt willen. En dat je niet met andere oudjes over je kwaaltjes moet gaan zitten ouwebetten. Want die praten je allemaal de put in met die dooddoeners dat ouderdom nu eenmaal met gebreken komt. Onzin.’

Het is allemaal niet toevallig. Zestig worden, een yogajuf die me wakker maakt, een boek dat zomaar uit de lucht komt vallen en dan een levend voorbeeld ontmoeten in de persoon van mijn roei –instructeur. Van al het gedrag dat ik in mijn leven stap voor stap heb moeten bijsturen, is anders eten wel het makkelijkste geweest. Ik heb me stevig voorgenomen dat ik bij die zeventig procent ga horen. En als er dan op gegeven moment toch iets aan de knikker is, tant pis. Het aanvaarden dat er ooit een end aankomt, geeft iedere dag meer kleur.